Kunnen hoogbegaafde leerlingen aan onze verwachtingen voldoen?
Lineke is 11 jaar en gaat na de zomervakantie naar het voortgezet onderwijs. Ze heeft er zin in! Eindelijk van de basisschool af. Nu gaat het echte leren beginnen. Lineke heeft het de eerste weken prima naar haar zin. Nieuwe klasgenoten, nieuwe vakken, ieder uur een andere docent en een ander lokaal. De school is echt groot, elke keer opletten dat je naar de goede vleugel loopt en je lokaal vindt. De ouders van Lineke zijn blij. Eindelijk zit Lineke tussen leerlingen met hetzelfde niveau, ze hebben heel bewust gekozen voor een brede scholengemeenschap met extra aandacht voor het VWO. In deze VWO-plusklas moet Lineke het toch gaan redden? Ja toch……
In de praktijk blijkt maar al te vaak dat een deel van de hoogbegaafde leerlingen het niet zonder meer redt op het voortgezet onderwijs. Wat gaat er mis dat deze leerlingen niet tot presteren komen?
In dit artikel wil ik eerst naar verwachtingen en vooroordelen rondom hoogbegaafde leerlingen kijken en naar de effecten die deze op de leerling kunnen hebben. Daarnaast wil ik kijken welke maatregelen er genomen kunnen worden op het moment dat een hoogbegaafde leerling niet meer presteert op het niveau dat op grond van zijn intelligentie verwacht mag worden.
Verwachtingen en vooroordelen.
Als een leerling het label hoogbegaafd krijgt, hebben een heleboel mensen opeens verschillende en vooral hoge verwachtingen van deze leerling. Ouders verwachten een mooi VWO of gymnasium diploma, docenten verwachten een makkelijke loopbaan met mooie cijfers in het voortgezet onderwijs, medeleerlingen verwachten dat deze leerlingen snel en zonder al te veel inspanning huiswerk maken. Dat dit lang niet altijd waar is, blijkt uit de praktijk. Veel hoogbegaafde leerlingen ronden geen HAVO of VWO af.
Op de site van het APS (2013) wordt het volgende geschreven over vooroordelen over hoogbegaafde leerlingen: ‘Over (hoog)begaafdheid circuleren beelden en associaties die meestal maar voor een deel daarmee te maken hebben of verwijzen naar een generalisatie van een enkele ervaring. Wie bijvoorbeeld denkt dat alle (hoog)begaafde kinderen pushende ouders hebben, heeft last van een dergelijk vervormd beeld en zal daardoor niet op een adequate manier met hoogbegaafde kinderen (en hun ouders) omgaan’ In het kader hieronder staat een deel van het vooroordelenspel van het APS. De bedoeling van het spel is dat er nuancering ontstaat in het denken over hoogbegaafdheid.
Effecten
Volgens Kieboom (2012) laat een hoogbegaafde die goed presteert de verwachtingen van de omgeving stijgen. Succes leidt naar toenemende verantwoordelijkheid en hogere verwachtingen. De leerling doet op de basisschool weinig tot niks en krijgt hoge cijfers. Daarbij wordt gezegd: ‘Dat heb je goed gedaan.’
Als er dan slechte cijfers komen, krijgt de leerling te horen: ‘Je moet er wel voor werken, ga eens leren.’ Dit lukt de leerling niet, want niks doen was altijd goed gedrag. De leerling kan de verwachtingen niet meer waarmaken. Sommige leerlingen reageren, als ze een keer niet presteren, door angst te ontwikkelen en doen er alles aan om te voorkomen dat ze de volgende keer weer falen. Een voorbeeld hiervan is het niet leren bij moeilijke onderwerpen. Als er dan een slecht cijfer gehaald wordt geeft de leerling als reden: ‘Ik heb niet geleerd’. De leerling beschermt zich op deze manier tegen falen.
Door het succes van een leerling te prijzen, terwijl er misschien niet veel inzet is geweest, maak je de leerling tevreden met niks doen. Als er dan wel inzet nodig is, haakt de leerling af. De leraar en de ouders zullen het kind gaan aansporen om beter zijn/haar best te doen, maar dit heeft een averechts effect. De leerling wordt steeds vaker in zichzelf teleurgesteld en weet niet met dit falen om te gaan. Daarnaast is het goed om te realiseren dat succes na een kleine inspanning niet echte voldoening geeft. In het onderwijs worden deze leerlingen vaak onderpresteerders genoemd. Kieboom (2012) zegt: ‘de echte pijn van onderpresteerders zit diep vanbinnen verstopt en de schaamte is alom aanwezig.’
Fixed en growth mindset
De theorie van Dweck (2006) kan duidelijkheid verschaffen. Zij maakt verschil tussen fixed mindset en growth mindset. Een leerling met een fixed mindset zit vast in zijn eigen gedachten over zijn mogelijkheden. De leerling is niet in staat om zich ergens in vast te bijten en te kijken waar de uitdagingen liggen. Hij denkt dat intelligentie onveranderlijk is. Als een opdracht niet lukt, was die te moeilijk en als een samenwerkingsopdracht een onvoldoende oplevert, heeft de rest van het groepje niet goed samengewerkt. De schuld van het mislukken wordt buiten de persoon zelf gezocht. Het resultaat is vaak een onzekere en angstige leerling die het allemaal niet meer ziet zitten en stopt met ontwikkelen.
Leerlingen met een fixed mindset zijn goed in het benoemen van externe factoren van het falen. De interne factoren hebben ze niet in beeld. Als deze leerling bestempeld wordt als een leerling met faalangst, wordt hem dus een groot excuus gegeven om niet te presteren en zichzelf aan te spreken op zijn gedrag.
Een leerling met een growth mindset gaat ervan uit dat hij zichzelf kan ontwikkelen. Intelligentie is een gegeven, maar de leerling kan je er wel of niet wat mee doen. De leerling zet zich volledig in voor school, hobby’s en sport en zal alles op alles zetten om dingen onder de knie te krijgen. Hij ziet uitdagingen, wil leren van een ander en zet door als iets niet meteen wil lukken. Deze manier van kijken naar zichzelf resulteert in doorzetten en hard werken.
Hulp
Gelukkig kunnen de ouders en school veel doen om hoogbegaafde leerlingen, die niet tot presteren komen, in beeld te krijgen en te helpen.
Het belangrijkste voor ouders en docenten is: ‘Stop met het geven van externe excuses’. Deze maken het zelfrespect en het zelfvertrouwen kapot. De leerling zal bij zichzelf te rade moeten gaan waar het fout gaat. Een handig hulpmiddel hierbij is afbeelding 2 over de fixed mindset en de growth mindset. Als er geleerd moet worden zijn er verschillende manieren om te reageren. Probeer met de leerling duidelijk te krijgen op welke manier hij denkt en reageert en hoe hij naar de growth mindset kan groeien.
Het is belangrijk dat ouders en docenten alleen positief over school praten. Dit zal een omwenteling in denken en doen zijn en niet meteen vlekkeloos lukken. Probeer dit niet eventjes, maar gedurende een langere periode en leer van de keren dat het fout gaat. Laat het kind zelf vertellen over zijn lessen, opdrachten en cijfers. Reageer liefdevol, geduldig, streng, consequent en humoristisch. Het kind kan de ouders qua schoolwerk niet meer teleurstellen! Stop het gesprek over prestaties en praat over de weg naar de prestatie, de inzet, de tijdsbesteding en het proces.
De leerling mag leren dat hij ondanks zijn hoogbegaafdheid, op dit moment, in ieder geval één ding nog niet kan en dat is leren. Daar ligt de uitdaging en daar is hulp bij te geven. Studeren kun je leren, maar dat zal tijd kosten. Ondanks tegenvallende resultaten zal een leerling moeten doorzetten in het leren leren. Een docent of ouder, die hem daarbij onophoudelijk steunt, is onontbeerlijk.
Het is wel belangrijk om de leerling in het begin bij de hand te nemen. In de loop van de tijd moet hij wel steeds zelfstandiger gaan werken. Leer de leerling te reflecteren op het proces en dat bij te sturen.
Voor de school is het belangrijk om rekening te houden dat leren leren tijd kost, veel tijd. Hoe later een leerling door de mand valt qua resultaten, hoe meer tijd er nodig is om van de fixed mindset te veranderen in de growth mindset.
Scholen moeten buiten de kaders durven denken. Deze leerling leert anders en zal ook andere leeractiviteiten nodig hebben om gemotiveerd en vol zelfvertrouwen te blijven.
Scholen moeten oppassen dat ze deze leerlingen steeds hetzelfde laten doen. Peek (2002) geeft de volgende aanwijzingen:
‘- Help de leerling te kiezen voor uitdagingen in plaats van uitblinken.
– Leer de leerling fouten te durven maken.
– Wissel veiligheid en ondersteuning af met terughoudendheid en aanmoediging om fouten te maken.
– Wissel procesfeedback af met productfeedback.
– ‘Ik zie dat je hard werkt’ is beter dan ‘Wat heb je dat goed gedaan.’
– Bemoedig de poging en het proces en niet louter het resultaat.’
Peek (2002) in van Gerven (2009), blz. 174
Conclusie
Kunnen hoogbegaafde leerlingen aan onze verwachtingen voldoen?
Dat ligt aan een heleboel factoren. Als eerste moeten de ouders en docenten kijken of de verwachtingen reëel zijn. Kijk naar de vooroordelen en feiten over hoogbegaafden en stel het beeld van hoogbegaafdheid bij. Als er reële verwachtingen zijn, kan een leerling daar veel eerder aan voldoen.
Naast de ouders en docenten hebben de leerlingen zelf een grote verantwoordelijkheid. Als de leerling goed gecoacht wordt, zal hij vanuit de fixed mindset in de growth mindset komen. Om hier te komen is goede coaching van belang. Ouders, docenten en andere begeleiders zullen hierin moeten investeren. Lees erover, praat erover en haal externe hulp als dat nodig is.
De leerling zal weer uitdagingen zien en al doende leren leren. Als de leerling in de growth mindset zit, zal hij ieders verwachting kunnen overtreffen.
Verder lezen?
Gerven, E. van (2009); Handboek hoogbegaafd. Assen: van Gorcum.
Kieboom, T (2012); ‘Jij kan beter’. Antwerpen: Witsand uitgevers
APS (2013) Vooroordelenspel meer- en hoogbegaafdheid geraadpleegd op via
Dweck (2006) Fixed mindset en growth mindset